Een wonderlijke meta-VTS-ervaring
door Adelijn van Huis
VTS Nederland is partner in een langer lopend Erasmus+ project getiteld ‘Permission to Wonder’, dat loopt tot half 2020. Een dergelijk project, dat een Europese samenwerking tussen verschillende partners betreft, heeft een geheel eigen dynamiek. In deze tekst belicht ik een paar fragmenten die me daarin getroffen hebben. Een volgende nieuwsbrief zal ik inhoudelijk verslag doen van het onderzoek dat wij coördineren en deels uitvoeren als onderdeel van het project.
In 2016 kregen we de vraag vanuit Dublin (Ierland) of we interesse hadden om mee te doen aan een Europees VTS-project. In Europa zijn verschillende partijen actief met VTS, allemaal vanuit een andere uitgangspositie. Nederland is vrij uniek omdat wij vanuit een driemanschap een Stichting hebben opgericht, en van daaruit een breder veld ontstaan is. De Deense partner is een duo dat zich vooral richtte op het jonge kind, en daarin ook museale ambities heeft, Muserun. Tijdens het project hebben zij VTS Denemarken opgericht. De Finse partner is (de educatieve afdeling van) het Finse fotomuseum en hun interesse ligt vooral in de vraag hoe zij hun collectie relevanter kunnen maken voor scholen. Ook in Finland zijn inmiddels initiatieven om VTS Finland op te richten. De Ierse partner is de gemeente Dublin, met een sterke link naar de Hugh Lane Gallery, een hedendaags kunstmuseum met een sociaal activistische agenda - waar VTS een centrale rol in speelt. De Sloveense partner is een kunstenaarsvereniging, die vertegenwoordigd wordt door een curriculum ontwikkelaar. En in Spanje is de partner een organisatie die actief is in maatschappelijk en cultureel werk.
Na een tweetal verkennende bijeenkomsten is er een plan geschreven om een aanvraag in te dienen. En die is uiteindelijk gehonoreerd door het Erasmus+ fonds Learning Through Arts. ‘Permission to Wonder’ is de naam van het project waar VTS Nederland met vijf andere Europese partners aan meedoet. Door docenten te trainen in VTS, en hun ervaringen met het in praktijk brengen van de methode te volgen, hoopten we iets te leren over de mogelijkheden tot inbedding van VTS in het onderwijssysteem, in elk van de verschillende landen.
Vanuit elk land hebben vier docenten uit verschillende onderwijstypen deel genomen aan drie opeenvolgende VTS trainingen: basistraining, gevorderden training en coaching workshop. In Nederland hebben twee leerkrachten uit het basisonderwijs, en twee docenten uit het voortgezet onderwijs meegedaan. De trainingen zijn gegeven door de Amerikaanse partner, die de trainingen speciaal op deze groep heeft toegesneden. Dat was nodig omdat dit een heel specifieke en diverse groep was. Je kunt je voorstellen dat de beheersing van het Engels onderling nogal verschilde. Daarnaast waren er grote cultuurverschillen tussen de deelnemers. Onderwijs of museumachtergrond maakt ook veel uit, en onderwijs in Nederland heeft een ander karakter dan onderwijs in Spanje bijvoorbeeld.
‘Cultuurverschillen’ klinkt vrij abstract, maar in de partner meetings die wij als organiserende partners om het half jaar hadden, heb ik dat aan den lijve ondervonden. Aan de ene kant is er een taalbarrière waardoor je minder omlijnd kunt communiceren met elkaar dan je in je moedertaal kunt. Het is alsof je elkaar minder dicht kunt naderen, alsof er altijd een ruimte blijft zitten tussen jou en de ander. Ik ben nogal een precieze als het op taal aankomt, maar in het Engels krijg ik dat niet voor elkaar. In mijn uitspraken is dus al afstand tussen wat ik voel en denk en wat ik uitdruk in woorden, en zo is het bij de luisteraar ook als Engels geen moedertaal is. Een wonderlijk soort meta-VTS ervaring. Dat je het over hetzelfde hebt, maar er niet achter komt hoe die ander nu echt precies denkt. Helaas blijft de bevrediging die je in een VTS-gesprek wel kunt hebben, uit.
En dan zijn er ook nog de omgangsvormen. Je weet eigenlijk niet precies hoe je eigen gedrag bij een ander overkomt, welke dingen gevoelig liggen, hoe direct je wel of niet kunt zijn – voor mij als Nederlander kenmerkend gedrag. Die onzekerheid geeft een tastend gevoel. Daar bovenop was er ook nog het feit dat we verschillende VTS-ervaring en achtergrondkennis hadden als partners. Sommige partners stapten er ‘vers’ in. Naast de consequenties die dat had voor de manier waarop deze mensen hun docenten ter plaatse konden begeleiden en al dan niet coachen, beïnvloedde dat ook het inhoudelijke gesprek over VTS, het gesprek over de voortgang, de successen en obstakels die docenten ondervonden bij de toepassing van VTS. Mijn verdraagzaamheid naar onzekerheid en een zekere ‘vaagheid’ is groter geworden. Ik denk dat dat lijkt op het kritisch denken dat mensen ontwikkelen als ze vaker VTS doen, het weten en verdragen dat er niet één juiste uitkomst is, maar altijd meerdere denkwijzen mogelijk zijn. En dan kan ik toevoegen: zelfs als ze niet scherp afgetekend zijn!