Een leraar is niet neutraal
Vorig jaar nam ik deel aan een gesprek over ‘de neutraliteit van de leraar’. Het begrip neutraliteit heeft al langer mijn interesse omdat het binnen VTS gebruikt wordt om – wat ik beschouw als - een essentiële kwaliteit van de gespreksleider te beschrijven. Maar wat betekent het eigenlijk, neutraal zijn? En hoe eenduidig is het?
De bedreiging van docenten die les geven over burgerschap en de vrijheid van meningsuiting plaats het begrip neutraliteit in een schel daglicht. Een leraar is niet neutraal, blijkt hier uit. Sommigen zien deze leraren als bedreiging van hun waarden en zij vallen de leraar aan. Niet met woorden maar met dreiging tot geweld en erger. Wat gebeurt hier, hoe kunnen we hier naar kijken? Tijdens een onderzoeksconferentie van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) nam ik deel aan een gesprek over een onschuldiger voorval dan de dreiging die docenten afgelopen najaar ten deel viel. Maar het laat eveneens licht schijnen op de rol van de leraar en de manier waarop zij/ hij westerse democratische waarden vertegenwoordigt.
We voerden een socratisch gesprek met docenten, studenten en onderzoekers uit het onderwijs-culturele veld. Het onderwerp ‘de neutraliteit van de leraar’ was ingebracht door een onderzoeker die uitlegde dat hij zich bezig hield met het begrip neutraliteit, en dat hij daarbij het opmerkelijk verhaal was tegengekomen van een docent muziek die zich verre van neutraal had opgesteld in een bepaalde lessituatie. Hij was ook aanwezig. Als startpunt voor het gesprek beschreef hij de situatie waarin hij zo duidelijk niet neutraal was geweest.
Hij vertelde dat hij les gaf aan jongeren, en hen aanmoedigde om zelf muziek te maken. Ook muziek van de straat, het maken van raps, kwam aan de orde. Daarbij werkte hij samen met een oud-leerling die nu een succesvolle rapper was. De leerlingen keken tegen de rapper op, en aan de docent kon ik horen dat hij bewondering had voor diens muzikaliteit. Dit was de setting van het incident. Een zeer talentvolle jongen had een rap gemaakt in straattaal, waardoor de tekst niet te volgen was voor de leraar. Muzikaal zat de rap geweldig in elkaar, de jongen kreeg een hoog cijfer. Vervolgens vertelde de professionele rapper de docent dat er pornografische elementen in de raptekst zaten. De docent voelde meteen dat dit niet de bedoeling was in zijn leslokaal. Hij trok het cijfer in, gaf de jongen de opdracht een nieuw lied te maken en gebood de leerlingen om in het vervolg alleen nog teksten in het Nederlands te schrijven.
Eerst konden we vragen stellen over deze specifieke situatie. Over de ruimte waar de les plaatsvond, over de overwegingen van de leraar, over wat er door hem heen ging toen dit plaatshad, over de reacties van de leerlingen tijdens de rap (dat er gegniffeld werd tijdens de uitvoering van het lied), over het moment waarop hij een zijn hoge cijfer terugtrok, over de relatie tussen de professionele rapper en de leerlingen, en nog veel meer. We probeerden zo veel mogelijk over de situatie boven tafel te krijgen. Daarna werden we uitgenodigd om stelling te nemen, voor of tegen de neutraliteit van de leraar, en om die stelling helder en kernachtig te onderbouwen.
Neutraliteit beschouw ik als het uitstellen van een oordeel over wat er gezegd wordt. Het innemen van een neutrale positie geeft een krachtig signaal af aan een groep, namelijk dat er ruimte is om te denken, om te proeven en verkennen aan verschillende standpunten. Op deze manier gedefinieerd nodigt een neutrale houding leerlingen uit om zelf te denken, zelf keuzes te maken, zich te verhouden tot de wereld om hen heen. In het gesprek kwam ik erachter dat die neutraliteit grenzen heeft. Op het moment dat er kwetsende opmerkingen gemaakt worden, of groepen mensen uitgesloten, vind ik dat je als gespreksleider/docent moet optreden.
In het geval van deze situatie gaat het om een dubbele vorm van uitsluiting. De inhoud van de rap zou bestempeld kunnen worden als seksistisch, vernederend voor vrouwen. Maar dat is niet het enige. De docent kon de tekst niet verstaan en kon daardoor niet doordringen tot de inhoud, die de normen van de school ondermijnde. Hij werd dus uitgesloten van iets dat hij in het Nederlands nooit zou toestaan. Er was een groep die de straattaal wel machtig was en begreep, en de leraar die het niet verstond. In feite werd de leraar dus buiten de orde geplaatst door de leerling. Daarmee morrelde hij aan de positie van de leraar. In reactie hierop heeft de docent zijn autoriteit gebruikt om de orde te herstellen, namelijk: in dit klaslokaal gebruiken wij Nederlands, een taal die wij allemaal verstaan.
Een leraar is niet neutraal. Een leraar heeft de opdracht om een veilige leeromgeving te creëren voor zijn leerlingen, en hij of zij is zelf ook onderdeel van deze omgeving. Leraar en leerlingen hebben verschillende rollen, maar zitten samen in eenzelfde biotoop, het klaslokaal, de school, de samenleving. Binnen de veilige leeromgeving is het de taak van de docent om ruimte te geven aan leerlingen, zodat zij zich kunnen verhouden tot de leerstof, zich kunnen en durven uitdrukken, hun persoonlijkheid ontwikkelen. En ja, daar is ruimte voor de leerling gewenst, want wie is de leraar om een leerling voor te schrijven wie hij of zij is of kan zijn? Maar het heeft dus grenzen.
Heb je vragen over dit artikel of wil je reageren, neem contact op met Adelijn van Huis via adelijn@vtsnederland.org