In 365 dagen Nederlander wordt de belevingswereld beschreven van iemand die in ‘de minderheid’ is, en voortdurend daarmee geconfronteerd wordt door mensen uit ‘de meerderheid’. Institutioneel racisme is wat ik in het boek zie opdoemen. Al die semi-onschuldige, schijnbaar kleine prikjes die opgeteld schokkend zijn en uitsluitend. Alle opmerkingen die zeggen: jij hoort er niet bij, wat jij gelooft/ doet/ belangrijk vindt/ hoe jij eruitziet, is niet normaal. Het wijkt af, het valt op, is lastig, onprettig, vervelend, onhandig, minder mooi, valt uit de toon. Dus, rond kerst, ‘doe je nu ook al moeilijk over een boom?!’ Of met oud en nieuw, ‘wat ongezellig, wil je echt geen champagne?’ of ronduit discriminerend omdat verwerpelijk gedrag (mishandeling) gekoppeld wordt aan een geloofsovertuiging of bevolkingsgroep (een apert onjuiste aanname). In de aaneenschakeling van overeenkomstige individuele opmerkingen toont zich het collectief.