Tussen lezen en denken en praten: poëzie-gesprekken met VTS
Is het mogelijk een VTS-gesprek te voeren over tekst? Sommige facilitators denken van wel. VTS-gespreksleider en Neerlandicus Mariëlle Osté experimenteerde met VTS-gesprekken over poëzie. En ontdekte: poëzie is heel geschikt voor VTS. Een deelnemer reageerde: ‘Dit gedicht is ecstasy voor mijn ziel.’ Poëzie lezen moeilijk? In een groep is een gedicht ‘beleven’ gemakkelijker dan alleen. En heel bevredigend om te doen. Maakt de VTS-methode het genieten van literatuur anders? Toegankelijker? Is een gedicht lezen gebaseerd op ‘waarnemen’? Doet het ‘visuele’ ertoe? Kan dat eigenlijk wel, VTS toepassen op iets dat uit letters bestaat? En zo ja, hoe dan?
Het fascineerde mij direct: de vraag of een gedicht zich leent voor de VTS-methode. Immers, bij de keuze van een bruikbaar beeld voor een VTS-gesprek let je erop dat zo’n kunstwerk multi-interpretabel is. Dat geeft deelnemers de gelegenheid te merken hoe verschillend je kunt kijken naar een afbeelding en zo elkaars referentiekader te leren kennen. En passant leer je ook dat je verschillend kunt kijken naar de werkelijkheid, reden dat VTS in het onderwijs wordt omarmd. Immers, mensen worden aantoonbaar beter in kritisch en analytisch denken na VTS.
Natuurlijk is het zo dat gedichten evenzeer multi-interpretabel zijn, en dat je referentiekader bepaalt hoe je het gedicht leest. Als Neerlandicus weet ik hoe het is om met een groep aan poëzie-analyse te doen. Je gebruikt je culturele en maatschappelijke kennis, vult die aan met literaire kennis en je discussieert urenlang over een gedicht. Best een leuk tijdverdrijf. Althans, voor de liefhebber. Maar voor scholieren of ‘gewone cultuurliefhebbers’ snel een brug te ver. Kun je dan misschien meer ‘genieten’, meer ‘beleven’, meer ‘onbevangen lezen’ met behulp van de VTS-methode?
Ik besloot dit te onderzoeken kort voor de Coronacrisis uitbrak en moest direct mijn eerste literaire avondje op last van de minister annuleren. Gelukkig ontwikkelden we al snel geslaagde video-calls voor ‘gewone VTS-gesprekken’, waarbij je bijvoorbeeld met ZOOM een kunstwerk kunt delen. Dit kon natuurlijk ook met poëzie. Aldus geschiedde.
De afgelopen maanden experimenteerde ik met poëzie-gesprekken waarbij de deelnemers kennis van VTS hadden maar niet per se van literatuur. Ik koos verschillende gedichten, variërend van ‘traditionele sonnetten met een jambe-metrum’ tot verzen met een typografisch beeld waarbij de inhoud grafisch werd versterkt door witte plekken en grote kapitalen. En mijn vraag was natuurlijk allereerst: hoe begin ik? Niet met een exposé over een literaire stroming of auteur in elk geval. Wel met stilte. Lezen!
Na drie experimenten was al duidelijk: alle deelnemers het gedicht laten voorlezen heeft zin. Poëzie is immers ook muziek, en klank, en iedereen geeft een andere klank aan de woorden en gaat anders om met witregels en regeleindes. Dat levert steeds een andere melodie op, met een ander tempo, vaak gebaseerd op een andere interpretatie. Het is die muziek, die direct sfeer en betekenis geeft. Daarom bleek het zinnig dat de groepsleden – niet de gespreksleider – het vers na stille lezing, een voor een, hardop voorlazen. Waarbij uiteraard gold: alles is goed.
Daarnaast bleek het van belang om tijdens het gesprek ruim de tijd te nemen en - nog veel meer dan je zou denken - te vertragen. De reden: deelnemers zijn goed in staat om kijken en praten te combineren. Ook kunnen ze probleemloos kijken en luisteren combineren. Maar lezen en luisteren tegelijk, of lezen en praten tegelijk, lukt minder goed. Gelijktijdige talige processen zijn gewoonweg te moeilijk voor onze hersenen omdat er feitelijk geen gelijktijdigheid is maar het brein constant moet schakelen. Dat is immers ook de reden dat wij weten: beter weinig tekst in een PowerPointpresentatie. Wanneer je dan toch wilt praten over tekst, dan moeten de hersenen ruim de tijd krijgen om de nodige informatie één voor één te verwerken. Je leest, je denkt, je praat.
Dit wierp meteen de essentiële vraag op: is hier dan nog wel sprake van Visual Thinking Strategies? Misschien niet. Vandaar mijn werktitel RTS (Reading Thinking Strategies). Immers, je verbindt wat je leest met wat je denkt. Daarmee leek het unieke van VTS te verdwijnen. Het visuele centrum zit op een andere plek in onze bovenkamer dan het taalcentrum, en juist het woorden geven aan hetgeen je ziet bij een beeld en de gedachten expliciet maken en delen zet onze hersenen bij VTS zo ongewoon aan het werk. Dat besef leidde aanvankelijk tot een deceptie: misschien is de VTS-methode bij taalkunst toch niet zo geschikt.
Alleen: de poëziesessies bewezen het tegendeel. Het samenvatten, het verbinden, het benoemen van concepten, de wijze waarop je iemands denkwijze uitlicht… het zijn technieken die zeer goed blijken te werken en inhoudelijke gesprekken opleveren waarbij de analyse groeide door ieders bijdrage. Tijd om even stil te staan bij de hersenactiviteit. Je leest, je denkt, je praat.
Is dat alles wat er gebeurt? Tussen lezen en denken staan wetten in de weg en ook een groot deel onbekendheid – vrij naar Willem Elsschot. Er gebeurt natuurlijk een heleboel meer tussen lezen en denken en praten dan alleen deze cognitieve activiteiten… Mijn deelnemers ‘zagen’ hele taferelen in hun verbeelding. Sommige met kleuren en details. Anderen zagen niets maar ‘voelden’ vooral veel – verschillende - emoties. En weer anderen zagen niets naar voelden vooral voldoening na het piekeren over woorden en zinnen en die te verbinden met andere woorden en zinnen. Sommigen waren gevoelig voor regeleindes zonder dat de zin eindigde, en sommigen wilden constant terugblikken op eerder gelezen zinnen. Zoveel deelnemers, zoveel cognitieve en andere hersenprocessen tussen lezen en denken en praten.
Wat mij opviel: bij woorden waar inhoudelijke spanning op lag ‘fixeerde’ de blikrichting van de deelnemer. En op dat moment werd de PLEK waar het woord zich op de pagina bevond belangrijk. Logisch: mensen zijn alleen in staat om visuele informatie te verwerken wanneer hun ogen zich even fixeren.
Nu wil het toeval dat er enig (niet veel) recent onderzoek is gedaan naar wat zich in de hoofden van poëzie-lezers afspeelt en waar de ogen van lezers blijven ‘haken’. ‘The eye of the beholder’ staat hier centraal, net als in het gelijknamige VTS-onderzoek van Housen. Onder andere Ruth Koops van ’t Jagt vond met eye trackingonderzoek uit wanneer en hoe de ogen van poëzielezers bewegen. Het ging hierbij dus om de leeservaring van het individu, los van de vraag of deze literaire kennis heeft.
Uit het onderzoek bleek dat de visuele presentatie van poëzie wel degelijk heel veel invloed heeft, ook bij klassieke poëzie. Met andere woorden: bladspiegels, witregels, strofes en vooral regeleindes kleuren de leeservaring. Bied je een vers als proza aan, dan verandert de leeservaring totaal. Tussen lezen en denken bevindt zich dus wel degelijk ‘kijken’. ‘Kijk’ je net even anders, dan verschilt de duiding. De persoonlijke leeservaring kan enorm verschillen, bleek uit de voordrachten en mijn gesprekken. Een parafrase horen en vervolgens stilstaan bij de PLEK waar je iets leest, kan anderen op heel nieuwe gedachten brengen en breder laten denken. Voilà, de pluspunten van VTS! De werktitel RTS verviel. Het werd ‘poëziegesprekken met VTS’.
Maar dan: zijn de vaste drie vragen bruikbaar? De vraag ‘wat gebeurt er in dit gedicht?’ is niet verkeerd, maar na alle experimenten blijkt in een gedicht met meer strofen het helderder als je chronologisch bespreekt, dus vraagt: ‘Wat gebeurt er in de eerste strofe?’ en daarna: Wat gebeurt er in de tweede strofe’?’ etc. Totdat het gedicht op deze wijze besproken is, en de totaalvraag: ‘Wat gebeurt er in dit gedicht?’ aan de orde komt. Bij een kort gedicht is het wel mogelijk om het geheel in één keer te lezen.
Dat leidt natuurlijk tot de vraag: Is lezen zoveel chronologischer dan kijken? Meestal wel. ‘Het is logisch,’ zo zei een deelnemer: ‘kijken doe je heel circulair, de compositie leidt je blik en je ogen dwalen over het beeld, en lezen doet vrijwel iedereen in onze cultuur toch van linksboven naar rechtsonder.’ Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van zogenaamde Concrete Poëzie, een mengvorm van taal en grafische vormen, waardoor er soms ‘ritmische typografie’ ontstaat, die veel verschillende betekenisassociaties kan hebben. Gesprekken over concrete poëzie zijn goed mogelijk met VTS, maar niet iedereen is dol op het genre.
De vraag ‘Waaraan zie je dat?’ wanneer iemand iets duidt, klinkt krom. Dat wil zeggen, bij de ‘figuurgedichten’ of typografisch opmerkelijke beeldgedichten zou het misschien kunnen, maar doorgaans ontstaan beelden, fantasieën en duiding als gevolg van wat je leest. Vandaar dat de tweede vraag door mij vervangen werd door: Wat lees je waardoor je dat zegt? Of: wat lees je dat maakt dat je denkt/veronderstelt/oppert [samenvatting]. Of: wat lees je dat maakt dat je dit… [samenvatting parafrase] voor je ziet? Het beste is (als het niet zo’n gedrocht van een zin was): de parafrase, en dan: WAAR lees je dat [samenvatting], waardoor je dat zegt.
De vraag is of de keuze voor een gedicht belangrijk is. Het lijkt erop dat dit afhankelijk is van de doelgroep en de beschikbare tijd. Net als bij kunst is het fijn als het gaat om tekst waar meerdere interpretaties mogelijk zijn, maar er zijn maar weinig gedichten waarvoor dat niet geldt. Voor een gesprek van minder dan een uur is een klassieke lengte van 14 regels in elk geval geschikt.
Een van mijn besproken gedichten begon met een beeld van een schoolbord met woorden erop.
Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werklijkheid, de andre schijn.
Eén van de deelnemers zag het hele vers als mooie en belangrijke ‘les’ die ter harte genomen moest worden. Maar iemand anders suggereerde dat een schoolbord een relict is uit de vorige eeuw, en er sprake was van iets oersaais en oubolligs. Verleden en dus voorbij. Zo verschillend kun je lezen en denken.
Het parafraseren, samenvatten, verbinden en concepten framen verloopt net zoals in een beeldgesprek. Na de proefsessies waren deelnemers het erover eens dat ‘poëzie met VTS’ leidt tot interessante en zinvolle gesprekken (‘heb verschillende aha-erlebnissen gehad, verrassende inzichten opgedaan’), dat je meer ontdekt dan wanneer je zelfstandig leest, en dat het resultaat echt anders is dan bij een traditionele poëzie-analyse, die vaak hoogdrempeliger is en sneller literaire kennis vereist. De intense leesvertraging werd als positief gelabeld door de deelnemers. Er lijkt, net als bij VTS, sprake van een subjectieve ‘waarneming’ die verbonden is aan het individuele referentiekader. En juist die persoonlijke beleving die toch samen met anderen ontstaat, gaf het genoegen waar poëzie misschien wel voor bedoeld is.
Inmiddels ben ik aan het experimenteren met diverse soorten deelnemers. Met regelmaat voer ik de poëzie gesprekken via ZOOM. Zin om een keer mee te doen? Mail: info@oste.nl