Twee voorbeelden van voorleessessies in de klas
Tijdens de pilot met het lezen van prentenboeken heb ik gewerkt met de zes prentenboeken die Room for all heeft uitgebracht in samenwerking met Rose Stories. Bij elk boek heb ik opnieuw nagedacht over de aanpak. Ik bedacht over welke prent(en) ik een VTS gesprek wilde voeren en op welk moment. Ook stond ik stil bij de vraag wanneer ik nog meer in gesprek met de kinderen wilde gaan en hoe ik af zou sluiten. Al snel bleek namelijk dat het niet zinvol was om één vaste manier te gebruiken voor alle boeken. De zes prentenboeken zijn namelijk heel verschillend van elkaar. Soms vertelt een omslag al heel veel of juist de schutbladen (binnenkant van de omslag). In elk boek is de relatie tussen de tekst en de afbeeldingen weer anders. Elk boek heeft zo zijn mogelijkheden, kansen maar ook zijn beperkingen. Zo zijn er verschillende manieren ontstaan om een boek te introduceren, voor te lezen, VTS in te zetten en na te bespreken. Twee uiteenlopende voorbeelden zijn hier toegelicht.
Suiker in Melk door Thrity Umrigar met illustraties van Khoa Le
De kinderen in deze klas zijn 10 jaar oud. De hele klas is aanwezig, 25 kinderen. Het totale gesprek/voorlezen duurde 45 minuten. Ter introductie laat ik het boek zien. Ik sla het open, laat de omslag zien, en vraag de kinderen hoe de voorkant en achterkant van een boek samen heten. Dit heeft de bedoeling ze begrippen aan te leren om te praten over de fysieke kwaliteiten van een boek. Dan voeren we een VTS gesprek van ongeveer 10 minuten over de omslag van het boek, dat geprojecteerd is op het digibord. De omslag laat al veel aspecten van het verhaal zien zonder dat het verband meteen duidelijk is. De kinderen kunnen veel details benoemen. En ze gaan voorspellingen doen over de mogelijke verbanden tussen de verschillende onderdelen in de afbeelding. Ze vragen zich af wat de betekenis ervan zou kunnen zijn. Dit is een beproefde leesstrategie, op basis van bepaalde elementen, verzinnen ‘hoe het verder zal gaan’. Door dit te doen spreken de kinderen hun verbeelding aan. Daarna ga ik voorlezen, terwijl ik elke spread op het digibord laat zien tijdens het lezen. Ik klik door zonder extra aandacht te besteden aan de tekeningen. De projectie op het digibord is een vervanging van het tonen van elke bladzijde van het boek aan de groep in de kring. Op deze manier kunnen de kinderen het verhaal goed volgen. In het midden van het boek is een spread waarover we een tweede VTS gesprek voeren, wederom van ongeveer 10 minuten. In deze prent is onder andere hiërarchie, afwijzing en non verbale communicatie herkenbaar.
Naarmate ik meer lees, gaan de kinderen steeds meer elementen van de omslag herkennen. De ‘watergeesten’ van de omslag worden vogels, voor elk volk een andere soort. Dan lees ik het boek uit en bespreek ik met de kinderen wat het boek hen vertelt. Suiker in melk is een interessant en gelaagd verhaal over migratie. Het is geschikt om te gebruiken vanaf groep 5. Het verhaal is best gecompliceerd en lang. Het boek is een raamvertelling dat ook zichtbaar is in de prenten. De kinderen herkennen dat niet bij één keer voorlezen. Bij een volgende klas zou ik maar één VTS gesprek voeren bij de eerste keer voorlezen, zodat er meer aandacht kan gaan naar praten over de betekenis van het verhaal na afloop. Hiervoor was op het einde van het voorlezen nu te weinig tijd en aandacht.
Ook zou ik de kinderen tijdens het lezen actiever willen laten meedenken over het verhaal. Ik zou meer vragen kunnen stellen tijdens het voorlezen, zoals: ‘Wat wil de schrijver ons vertellen?’ Het gaat hierbij niet om kennisvragen waarbij er goede of foute antwoorden zijn, maar - net als bij VTS - om het samen onderzoeken en betekenis geven. Ik parafraseer de antwoorden van de kinderen waardoor zij vaardiger worden in tekstbegrip en hun motivatie en zelfvertrouwen toeneemt. Ideeen hiervoor ontleen ik, behalve aan de praktijk, ook aan de methode Questioning the Author (QTA), De Schrijver bevragen. Deze aanpak heeft veel overeenkomsten met VTS. QTA wil kinderen stimuleren om betekenis te geven aan teksten, en ze uitnodigen om teksten beter te gaan begrijpen. Vaak draait het in onderwijs om te weten te komen of kinderen het kunnen, een check dus. Dat is bij QTA nadrukkelijk niet het geval. VTS en QTA nodigen uit, en zetten op die manier aan tot groei.
Sulwe door Lupita Nyongo met illustraties van Vashti Harrison
De kinderen in deze klas zijn 7 jaar oud. De hele klas is aanwezig, 25 kinderen. Het totale gesprek duurde 45 minuten. Ter introductie laat ik het boek zien. Ik sla het open, laat de omslag zien, en vraag de kinderen hoe de voorkant en achterkant van een boek samen heten. Dit heeft de bedoeling om ze begrippen te leren over de fysieke kwaliteiten van een boek. Dan voeren we een VTS gesprek van ongeveer 10 minuten over een plaat in het midden van het boek, dat geprojecteerd is op het digibord.
Ik bespreek deze plaat voordat we het boek gaan lezen. Kinderen vergelijken het bovenste en onderste gedeelte heel minutieus en koppelen hier regelmatig de klimaatcrisis aan. Ze zien het contrast tussen blij, leven (mensen en dieren), groen, dansen, water en verdrietig, uitgeput en moe, dood, dor, het water is op en een heel grote zon. Na het VTS gesprek vertel ik wat schutbladen zijn en laat ik ze tegelijkertijd zien. Voorin en achterin zijn ze in dit geval heel verschillend en leveren ze een bijzondere bijdrage aan het verhaal. Ik vraag de kinderen op te letten wat hiervan de betekenis zou kunnen zijn. Het is een soort van puzzeltje. Dan begin ik met voorlezen, waarbij elke spread op digibord wordt getoond. Ik klik door zonder extra aandacht te besteden aan de tekeningen. Het is een vervanging van het tonen van elke bladzijde van het boek aan de groep in de kring.
Tot we bij de spread komen die we al samen bekeken hebben. Ze herkennen de afbeelding natuurlijk meteen en dat roept veel reacties op. Ze verdiepen de betekenis die ze eerder zagen en leggen een relatie met het verhaal dat ik heb voorgelezen. Ze benoemen dat ook de nacht nodig is. Dan lees ik verder. Na het uitlezen van het boek laat ik de schutbladen opnieuw zien. Ik vraag de kinderen wat de schutbladen vertellen? De kinderen herkennen de patronen op de schutbladen als symbool voor de twee zusjes die in het boek optreden: dag en nacht. De patronen komen voor op verschillende prenten en zijn op verschillende manieren uitgewerkt. Op één van de prenten vermengen de twee patronen zich. Soms komt het voor dat ze al tijdens het voorlezen de patronen in de prenten herkennen. Ze raken hierdoor gebiologeerd door het boek en willen het boek na het voorlezen zelf bekijken en naar meer voorbeelden zoeken. Eén kind merkte na het voorlezen op dat het verhaal ‘niet echt is’. Dat is een mooie aanleiding om in een volgende les te praten over fictie en non fictie.
De werkwijze om een prent uit het midden van het boek te gebruiken als start werkte heel goed. Kinderen doen voorspellingen over de mogelijke betekenis van de prent. Ze zoeken naar verbanden. Het voorspellen stimuleert de betrokkenheid bij het (voor)lezen.