VTS: learning by doing

Door Florentine Peijnenburg

De Nederlandse vertaling van het standaardwerk over VTS bood een mooie aanleiding voor een online gesprek met de auteur en grondlegger Philip Yenawine. Dat vond plaats op 21 september, tijdens een Community Live dag in het Centraal Museum in Utrecht, met een live èn online publiek. Het was zo’n gesprek dat bleef hangen. Praten met Philip over het ontstaan, de ontwikkeling en de toekomst van VTS is als een VTS gesprek zelf: onderzoekend, reflecterend en nooit af.

Wat bij mij vooral is bijgebleven is ‘learning by doing’, dat als een rode draad door de geschiedenis van VTS loopt. Dat de VTS-methode – met haar op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde, strak gekaderde structuur – vanaf de start zo proefondervindelijk en organisch is ontwikkeld had ik me nooit zo gerealiseerd. Als VTS gespreksleider - dacht ik later - heb ik dat organische, dat bewegelijke, nooit gevoeld. Ik werd me bewust van hoe de methode als een systeem in mij is verankerd. Ik heb me in een harnas van regels gehesen die ik volg en die nauw luisteren. Als trainer heb ik mezelf vaak horen vragen … Wat zegt het protocol van VTS hier over…? Hoe dat ontzag voor de methode er ongemerkt kan insluipen, voelde ik ook bij één van de vragen die iemand over haar praktijk stelde. “Of dat wat ze deed nog steeds VTS was?” wilde ze van Philip weten.

Open einde
Ze vroeg als het ware ‘permission’ om zelf uit te zoeken hoe VTS in haar praktijk werkt. Omdat ze in een omgeving opereert waarin kunst en technologie samengaan, had ze soms behoefte aan een VTS-discussie zonder open einde. Hoe je dat kon doen? Philip: ”De VTS-vragen werken perfect om een discussie op gang te brengen. Een gesprek kan bijna eindeloos doorgaan. Een open einde is niet altijd ideaal, denk bijvoorbeeld aan de wetenschap. Het einddoel van een wetenschappelijke discussie is anders, dus heeft het andere vragen nodig. VTS kan gebruikt worden om na te denken over een probleem, en om verschillende oplossingen of antwoorden te onderzoeken. En ook al veranderen de vragen, de verbinding met VTS blijft, omdat het nog steeds gaat over het stellen van vragen.

Mensen met VTS-ervaring leren de juiste vragen stellen en als het ware door de antwoorden heen te redeneren. VTS kan een methode zijn om over vraagstukken te praten die vakgebieden doorkruisen.” Zo lang het gaat om het stellen van de juiste vragen en het parafraseren van de antwoorden hebben we het over ‘actief leren’ en kan het wat Philip betreft nog steeds VTS genoemd worden. Bij geschiedenis en wetenschap kunnen aanvullende vragen werken. Denk aan: Wat denk je te weten over dit voorwerp? Waar kun je zeker van zijn? Hoe kun je uitvinden of je gelijk had? Wat begrijp ik nu, wat begrijp ik nog niet, en wat kan ik onderzoeken?”

Learning by doing
De ‘learning by doing’-houding heeft ertoe geleid dat VTS in het onderwijs tot bloei heeft kunnen komen, terwijl het in het MOMA is ontstaan. Het bleek, aldus Philip, dat museumbezoekers als groep te wisselend waren om te kunnen dienen als representatieve focusgroep voor het onderzoek dat Abigail Housen en hij wilden doen naar de effectiviteit van hun aanpak. Daarom richtten ze zich tot het onderwijs. Daar kun je afspraken maken, weet je elke bijeenkomst wie je publiek is. Philip: “Op dat moment hadden we er geen idee van dat het onderzoek meer zou opleveren dan input over esthetische ontwikkeling. We waren op zoek naar een programma dat werkbaar was voor leerkrachten en waaraan ze plezier beleefden. We ontwikkelden VTS als een curriculum voor scholen. Vanaf het begin waren we ons ervan bewust dat we leerkrachten zouden moeten helpen de methode te gebruiken in de klas.

Feedback van leraren
Andersom hielp de feedback van de leerkrachten ons om de methode door te ontwikkelen. Zo vertelden zij ons dat de tweede vraag -  ‘wat zie je waardoor je zegt dat’…ook ingebed raakte bij andere vakken. We kwamen tot de ontdekking dat wat je met VTS doet is eigenlijk vragen om anders na te denken over leren en denken. Dat we met VTS kritische denkvaardigheden konden ontwikkelen. De methode ontplooide zich grotendeels door de input en medewerking van leerkrachten en verspreidde zich door mond-tot-mond reclame. Het was een organisch proces dat in scholen en in musea plaatsvond. Er ontstond een netwerk van museumdocenten die samenwerking zochten met scholen.”

Parafraseren
Ook het parafraseren ontstond heel natuurlijk. Philip: ”Ik had als museum educator de gewoonte ontwikkeld om te herhalen wat er werd gezegd, om zeker te zijn dat ik iemand goed had verstaan. De effectiviteit van parafraseren werd me pas echt duidelijk toen ik als voorzitter gesprekken leidde van een groep kunstenaars die regelmatig bij elkaar kwamen. Door de Aids-epidemie was er veel onrust in de kunstwereld, veel angst en onvrede. Kunstenaars werken in hun studio, gaan niet naar vergaderingen, ze zijn niet gewend te praten. De bijeenkomsten verliepen chaotisch en duurden lang. Totdat ik ging parafraseren. Door te luisteren, duidelijk te maken dat iedereen zich gehoord voelde en te checken dat ze ook begrepen dat ze begrepen werden, werden de bijeenkomsten ingekort tot half de tijd.

Het belang van parafraseren werd ook bevestigd door feedback van leerkrachten in lessituaties. Philip: “als je doel is om een groepsproces te faciliteren wil je een gemeenschappelijke taal ontwikkelen zodat iedereen elkaar verstaat. Met je parafrase wil je de opmerking en de persoon die hem maakte ‘omarmen’, je geeft met je parafrase aan dat hij of zij ertoe doet en dat je nadenkt over zijn of haar opmerking. Ook omgaan met een situatie met kwetsende opmerkingen gaat volledig over parafraseren van wat er gezegd wordt. Als gespreksleider ben je nooit voorbereid op dit soort situaties. Je kunt je alleen voorbereiden door ervaring.”

Toekomst
“VTS kan in de toekomst ingezet worden om gesprekken over racisme, gender en allerlei maatschappelijke onderwerpen te starten. Deelnemers aan een gesprek hoeven de thema’s niet te accepteren, maar leren ze wel te begrijpen. VTS kan dienen als een tool om problemen waar we mee te maken krijgen op te lossen.” In het hier op volgende artikel concludeert Adelijn dat een gespreksleider nooit neutraal kan zijn. Ze moet denk ik de ruimte hebben gevoeld om de traditionele vaardigheden van de gespreksleider ter discussie te stellen. Ze brengt daarmee beweging in de methode. Een mooi voorbeeld van ‘learning by doing’. 

Wil je Philip zelf horen spreken en de opname van het gesprek bekijken? Hij is erg lang (49minuten) maar mocht je interesse hebben, we hebben hem op vimeo geplaatst, hier kun je hem vinden.

Vorige
Vorige

Naar een inclusief gesprek

Volgende
Volgende

Neutraal: het tegenovergestelde van inclusief